- Met een ETF, een beursgenoteerd beleggingsfonds, heb je met één transactie een breed gespreide aandelenportefeuille.
- Toch is het verstandig om meer dan een indexfonds te kopen en een portefeuille vergt ook onderhoud.
- Business Insider bespreekt hoe je een goed gespreide ETF-portefeuille opbouwt.
- Lees ook: De beleggingsportefeuille met 60% aandelen en 40% obligaties werkt niet goed meer, volgens analisten van Bank of America – dit zijn alternatieven
Een ETF is een beleggingsfonds dat alle aandelen uit een specifieke index koopt, zoals de S&P 500-index of de AEX-index. Omdat de fondsaanbieder geen researchteam heeft dat aandelen selecteert, maar blind alle aandelen uit de index koopt, zijn deze fondsen doorgaans voordeliger dan actief beheerde beleggingsfondsen.
Met een ETF heb je dus tegen lage kosten automatisch een breed gespreide beleggingsportefeuille.
Je kunt in principe volstaan met één ETF, zou je zeggen in bijvoorbeeld een wereldindex voor aandelen. Toch is het verstandig om een mix samen te stellen, zodat je de risico’s en kansen beter spreidt. Maar hoe doe je dat?
Lees ook: Waarom ETF’s extreem nuttig zijn bij het bouwen van een beleggingsportefeuille
Stap 1: bepaal wat je doel en beleggingshorizon is
De start van elke belegging is vast te stellen wat je doel is en wanneer je (een deel van) het geld nodig hebt: de beleggingshorizon. Dit bepaalt of beleggen überhaupt wel verstandig is, en welk risico je kunt nemen.
Wil je als dertiger vermogen opbouwen als aanvulling op je pensioen of over 18 jaar een extra spaarpotje hebben voor de studie van je kinderen? Dan heb je nog volop tijd om het benodigde vermogen bij elkaar te krijgen en kun je je wat meer risico’s permitteren.
Maar heb je het geld nodig als buffer voor tegenvallers, zoals reparaties aan je auto of vervanging van een kapotte wasmachine, dan moet je je afvragen of je het geld niet beter op je spaarrekening kunt zetten. De spaarrente is weliswaar laag, maar je loopt geen risico op koersverliezen net op het moment dat je het geld nodig hebt.
Stap 2: bedenk hoeveel risico je kan en wil nemen
Zoals gezegd bepaalt je beleggingshorizon en beleggingsdoel hoeveel risico je kunt nemen. Maar je moet je ook afvragen hoeveel risico je wíl nemen. De aandelenbeurzen zijn tot nu toe elke klap weer te boven gekomen, van de Great Depression in de vorige eeuw tot de kredietcrisis van 2008, het knappen van de internetzeepbel in het jaar 2000 en de coronadip van 2020. Maar de dips kunnen heftig zijn en soms jaren duren.
Stel jezelf de vraag of je hier goed tegen bestand bent. Slaap je slecht bij een koersverlies van 10 procent, waardoor je met een portefeuille van 10.000 euro plotseling tegen een verlies van 1.000 euro aankijkt? Dan kun je beter wat minder risico nemen dan wanneer je hier je schouders over ophaalt.
Stap 3: maak een verdeling in beleggingscategorieën
Als je in kaart hebt gebracht wat je doel, tijdshorizon en risicobereidheid is, kun je de mix van beleggingen samenstellen: een verdeling tussen verschillende beleggingscategorieën. De belangrijkste zijn aandelen en obligaties. Maar je kunt ook een klein deel inruimen voor bijvoorbeeld vastgoed, grondstoffen of cryptomunten.
Als je bereid bent om meer risico te nemen, kan je portefeuille uit meer risicovolle beleggingen bestaan, zoals aandelen. Wil je meer op safe spelen, dan is het verstandig om een groter deel in te ruimen voor bijvoorbeeld staatsobligaties.
Maak voor elke categorie een weging. Wil je defensief beleggen, dan kun je bijvoorbeeld 30 procent van je portefeuille inruimen voor aandelen (en andere risicovolle beleggingen) en 70 procent voor obligaties of spaargeld. Bij een neutraal profiel stop je de helft in obligaties en de rest in aandelen. Durf je wat meer risico aan, dan kun je 70 procent in aandelen-ETF’s beleggen en de rest in obligaties.
Stap 4: bepaal de weging van elke ETF
Het is verstandig om ook te bedenken welke structuur je wil. Er zijn twee opties: de zogeheten Core & satellite-strategie en een gelijke weging van ETF's.
In het eerste geval bestaat de kern van je portefeuille uit een of twee ETF’s en vul je dit aan met enkele andere fondsen, voor bijvoorbeeld wat meer diversificatie of mogelijk extra rendement.
Je neemt dan bijvoorbeeld een ETF op de S&P 500 (de 500 belangrijkste Amerikaanse aandelen) of op de Euro Stoxx 50 (de 50 belangrijkste aandelen uit de eurozone) en een ETF met obligaties uit de eurozone. Hier voeg je vervolgens nog wat andere ETF’s met een lagere weging aan toe, zoals fondsen die beleggen in smallcaps, grondstoffen, aandelen uit bijvoorbeeld China of Japan of een sector- of thema (zoals de chipsector of gezondheidszorg).
Een andere strategie is om een mix van ETF’s te kiezen met elk dezelfde weging: bijvoorbeeld vijf ETF’s met ieder een weging van 20 procent.
Stap 5: Selecteer de ETF’s
Je kunt nu de fondsen kiezen. Een van de belangrijkste selectiecriteria zijn de kosten, want deze gaan rechtstreeks ten koste van je rendement.
Een veel gebruikte maatstaf om de kosten van ETF’s te vergelijken is de total expense ratio (TER). Dit zijn de kosten die het fondshuis jaarlijks inhoudt voor geleverde diensten, zoals het aan- en verkopen van aandelen en het beheer van de portefeuille. Een kostenverschil van 0,2 procentpunt lijkt weinig, maar kan op termijn behoorlijk aantikken.
Check ook hoeveel aandelen in portefeuille zitten. Hoe meer dit er zijn, hoe meer spreiding je hebt. Kijk ook goed waar het fonds precies in belegt. Het ene fonds is meer geconcentreerd dan het andere: het belegt bijvoorbeeld een groter percentage in één regio (bijvoorbeeld de VS) of in de top-10 van belangrijkste aandelen.
Een ander aspect om op te letten is wat er met het dividend gebeurt. Fondsaanbieders kunnen ervoor kiezen om het dividend periodiek aan je uit te keren of te herbeleggen.
Herbeleggen leidt doorgaans tot een hoger rendement, omdat een sneeuwbaleffect wordt gecreëerd: van de winstuitkering worden nieuwe aandelen gekocht, die ook weer dividend uitkeren, enzovoort.
Uitkeren kan interessant zijn als je inkomen uit je beleggingen wil halen. Maar laat je het op een renteloze spaarrekening staan, dan heb je feitelijk dood geld en verdien je er op langere termijn minder aan dan wanneer de winstuitkering wordt herbelegd.
Kijk ook hoe de ETF de index nabootst. Er zijn twee smaken fysieke en synthetische replicatie. In het eerste geval koopt de beheerder alle aandelen uit de index. De aandelen zijn dus daadwerkelijk in het bezit van de fondsaanbieder en dienen als onderpand, mocht de aanbieder failliet gaan. Dit is de meest transparante methode: je weet precies waarin je belegt. Een nadeel is wel dat de kosten vaak hoger zijn, omdat alle aandelen moeten worden gekocht.
Bij synthetische replicatie bootst de ETF alleen het rendement na. De aandelen worden dus niet fysiek aangekocht. Dat nabootsen gebeurt door middel van derivaten (zogeheten swap-contracten met een andere partij). De kosten van deze constructie zijn lager, maar er is wel een (klein) risico dat deze tegenpartij niet aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen.
Kijk ook in welke munt de ETF wordt verhandeld. Als dat een andere munt is dan de euro, loop je ook een valutarisico. Dat kan positief uitpakken, maar ook ten koste gaan van je rendement.
Wees verder beducht voor dividendlekkage: buitenlandse belasting op dividend die je niet kunt terugvragen bij de Belastingdienst. Hiervan kan sprake zijn bij ETF's die in een ander land zijn gevestigd en waarmee geen belastingverdrag is gesloten. Je loopt dan geld mis, omdat je netto minder dividend ontvangt.
Stap 6: bepaal de timing
Heb je een groot bedrag dat je wil beleggen, dan kun je dit in één keer inleggen. Je loopt dan wel het risico dat je nét op het verkeerde moment instapt, waardoor je forse koersverliezen lijdt. Dit kun je voorkomen door gespreid over een langere periode (bijvoorbeeld een half jaar) steeds kleine plukjes kopen, liefst op de dip.
Ook kun je elke maand een vast bedrag inleggen. Diverse banken en brokers bieden spaarplannen aan, waarbij je elke maand een vast bedrag in ETF’s naar keuze kunt beleggen.
Stap 7: onderhoud je portefeuille
Met het opbouwen van een portefeuille ben je er nog niet. Door koersstijgingen en -dalingen kan de beleggingsmix veranderen, waardoor je ongemerkt meer risico loopt of juist defensiever belegt dan je oorspronkelijk van plan was.
Stel je hebt destijds een portefeuille gekozen die voor de helft bestond uit obligatie-ETF’s en voor de andere helft uit aandelen-ETF’s. Maar door koersstijgingen op de aandelenbeurzen is verhouding verschoven naar 40 procent obligatie-ETF’s en 60 procent aandelen-ETF’s. In dat geval is je risico toegenomen, aangezien aandelen risicovoller zijn dan staatspapier.
Bekijk daarom minimaal een keer per jaar hoe je portefeuille ervoor staat. Blijkt dat de weging van een specifieke ETF groter is geworden, omdat de koersen fors zijn gestegen, bouw dan het belang van dit fonds wat af. Is een andere ETF fors in waarde gedaald, dan kun je overwegen om wat bij te kopen. Zo wordt het evenwicht in je portefeuille hersteld.
Verder is het van belang om je risico’s te verminderen als de einddatum in zicht komt. Je kunt dan bijvoorbeeld een groter deel van je portefeuille inruimen voor obligatie-ETF’s, ten koste van aandelen.